Voorafgaande betaling registratierechten geen grondvoorwaarde meer voor uitvoering registratie
De voorafgaande betaling van verschuldigde registratierechten wordt voortaan beschouwd als een eenvoudige betalingsmodaliteit, en niet langer als een grondvoorwaarde voor de uitvoering van de registratie. Elk gewest dat de dienst van de gewestelijke registratierechten overneemt, kan naar eigen goeddunken de vereiste van voorafgaande betaling behouden, of ervan afstappen.
Een wet van 26 mei 2016 verplaatst de inhoud van het huidige artikel 5 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (W.Reg.) naar artikel 169ter van hetzelfde wetboek. Ze neemt het tweede lid van artikel 5 over in het nieuwe artikel 169ter met een inhoudelijke wijziging.
Voor de registratierechten waarvoor de federale overheid volledig bevoegd is gebleven, blijft de mogelijkheid behouden om bij KB af te stappen van de regel van de voorafgaande betaling. Die mogelijkheid geldt voortaan niet enkel voor authentieke akten maar ook voor onderhandse akten.
Voor de registratierechten waarvoor de federale overheid de dienst van de belasting verzekert voor rekening van een Gewest, blijft de wettelijke regel van de voorafgaande betaling van de rechten (en de boeten en interesten) onverkort behouden. Voor deze registratierechten kan er dus niet, op grond van het tweede lid van het nieuwe artikel 169ter, bij KB worden afgeweken van de regel van de voorafgaande betaling.
In het eerste lid van het nieuwe artikel 169ter is er nu ook sprake van interesten, omdat die nu ook in bepaalde, zeer uitzonderlijke, gevallen kunnen verschuldigd zijn als sanctie voor een overtreding van het W.Reg. of voor de niet-naleving van de voorwaarden voor het behoud van een fiscaal voordeel (in plaats van de bestraffing met een fiscale geldboete, hetgeen de normale sanctievorm is in het W. Reg.).
Verder vervangt de wet van 26 mei 2016 het opschrift van Hoofdstuk VIII. van Titel I van het W.Reg. door volgend nieuw opschrift: “Hoofdstuk VIII. Diverse bepalingen betreffende de vereffening van de rechten en de betaling van het verschuldigde bedrag”.
Tenslotte vervangt de wet in het W.Reg. elke verwijzing naar artikel 5 in andere artikels van het wetboek, door een verwijzing naar het nieuwe artikel 169ter.
In werking
De wet van 26 mei 2016 treedt retroactief in werking op 1 januari 2015.
Ze heft vanaf dan artikel 5 van het W.Reg. volledig op.
Op 1 januari 2015 nam het Vlaams Gewest de ‘dienst registratie- en successierechten’ over van de FOD Financiën. Het koppelde dan de inning van de verschuldigde sommen los van de vereiste van aan de registratieformaliteit voorafgaande betaling van die sommen.
Bron: Wet van 26 mei 2016 houdende wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, ingevolge de overdracht van de dienst van de gewestelijke registratierechten aan het Vlaamse Gewest, BS 9 juni 2016.
Zie ook:
– Decreet van 19 december 2014 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, BS 29 januari 2015; err. BS 4 maart 2015.
– Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex van 20 december 2013 en diverse andere bepalingen in het licht van de overname van de dienst registratie- en erfbelasting, BS 22 januari 2015.
– Besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 houdende de uitvoering van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, BS 31 december 2013;err. BS 27 januari 2014.
– Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 (VCF), BS 23 december 2013.
– Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (Vlaams Gewest) (Vl. W.Reg.)