Fraus omnia corrumpit in het verzekeringsrecht

De feiten die aanleiding gaven tot twee recente cassatiearresten in het verzekeringsrecht, zijn gelijkaardig. In de eerste zaak geeft de verzekeringnemer bij het afsluiten van een verzekeringsovereenkomst zijn zoon op als occasionele bestuurder van een voertuig en zichzelf als hoofdbestuurder, terwijl zijn zoon in werkelijkheid wel degelijk de hoofdbestuurder is van het voertuig. In de tweede zaak verzwijgt de verzekeringnemer bij het afsluiten van een verzekeringsovereenkomst o.a. een veroordeling wegens dronkenschap achter het stuur.
In beide gevallen zijn de verzekeringsmakelaars op de hoogte van deze informatie, die belangrijk is voor de beoordeling van het te verzekeren risico. In beide gevallen vindt er een ernstig auto-ongeval plaats. In beide gevallen ontdekt de verzekeraar de fraude en stelt hij een vordering in tegen de verzekeringnemers.
In de eerste zaak stelt de verzekeringnemer op zijn beurt een vrijwaringsvordering in tegen zijn verzekeringsmakelaar. De feitenrechter wijst deze vrijwaringsvordering volledig af, daarbij steunend op het algemeen rechtsbeginsel ‘fraus omnia corrumpit’. Algemeen gesteld, houdt dit beginsel een verbod op bedrog in en mag de dader uit dit bedrog geen voordelen halen. Het Hof van Cassatie vernietigt dit oordeel van de feitenrechter. Uit het cassatiearrest kan o.a. worden afgeleid dat het algemeen rechtsbeginsel ‘fraus omnia corrumpit’ er niet aan in de weg staat om bij samenlopende fouten van verschillende personen (in casu verzekeringnemer en verzekeringsmakelaar) te oordelen in welke mate de fout van ieder van hen heeft bijgedragen tot de schade en op basis daarvan het aandeel in de schade te bepalen, dat de aansprakelijke die de benadeelde heeft vergoed, van de anderen kan terugvorderen.
In de tweede zaak wordt geen cassatiemiddel gemaakt omtrent het algemeen rechtsbeginsel ‘fraus omnia corrumpit’, doch wel omtrent de aard van de vordering van de verzekeringnemer tegen zijn verzekeringsmakelaar. Het Hof van Cassatie is van oordeel dat het gaat om een eigen contractuele vordering van de verzekeringnemer tegen de verzekeringsmakelaar op grond waarvan de verzekeringnemer recht heeft op integrale schadevergoeding.
Cass. 30 september 2021 (C.20.0591.N) en Cass. 17 september 2021 (C.20.0254.F)