Verplichte bijdrage aan Fonds voor juridische tweedelijnsbijstand vanaf 1 mei
Vanaf 1 mei 2017 moet iedereen die door een strafgerecht wordt veroordeeld 20 euro betalen aan het Fonds voor de juridische tweedelijnsbijstand. Net als elke eisende partij in burgerlijke zaken. Justitie zal de extra inkomsten gebruiken om het systeem van de juridische tweedelijnsbijstand betaalbaar te houden.
Een maand nadat de Basiswet die vormt geeft aan het Begrotingsfonds in het Staatsblad is verschenen, staan nu ook de uitvoeringsbepalingen op punt. Daarin gaat de aandacht vooral naar een aantal praktische zaken zoals de inning van de bijdragen.
Maar veel ‘nieuws’ is er niet. Het was immers al duidelijk dat de FOD Financiën zou instaan voor de invordering volgens dezelfde regels als de invordering van de strafrechtelijke geldboeten. Alleen voor de inning van de bijdragen in burgerlijke zaken zijn er nu een aantal bijzonderheden.
Bijzonderheden in burgerlijke zaken
Er gelden immers heel wat vrijstellingen op de bijdrageplicht in burgerlijke zaken. Normaal gezien moet in burgerlijke zaken elke eisende partij 20 euro betalen voor elke gedinginleidende akte die op één van de rollen wordt ingeschreven. De bijdrage moet evenwel niet betaald worden door:
- door personen die juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand genieten;
- bij vorderingen op grond van artikel 68 van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 of artikel 53 tweede lid van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten van 3 juni 1970;
- bij vorderingen bedoeld in artikelen 579 6°, 580, 581 en 582 1° en 2° van het Gerechtelijk wetboek ingesteld door of tegen de sociaal verzekerden persoonlijk;
- bij vorderingen inzake toelating tot de procedure collectieve schuldenregeling bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk wetboek ;
- in bepaalde gevallen waar het openbare ministerie een vordering inleidt, bedoeld in artikel 138bis van het Gerechtelijk Wetboek . Onder andere vorderingen die de openbare orde raken en de bescherming beogen van kwetsbare personen (bv. vorderingen inzake ouderlijk gezag).
Is wel een bijdrage verplicht, dan vereffent het rechtscollege het bedrag in de eindbeslissing die in de kosten verwijst.
Wanneer evenwel de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld is tot betaling (niet van toepassing indien deze partij geniet van juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand), dan wordt de bijdrage ingevorderd door de administratie van de FOD Financiën die belast is met de inning en invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen. De griffies zullen de rechterlijke beslissingen bundelen en elke 3 maanden doorsturen naar de FOD Financiën. Ze voegen hierbij een namenlijst van alle partijen die in deze omstandigheden veroordeeld zijn tot het betalen van de bijdrage. En de betrokken bedragen en rolnummers. De FOD Financiën zal de geinde bijdragen op zijn beurt per kwartaal doorsturen naar het Fonds voor de juridische tweedelijnsbijstand.
Beheer en communicatie
Het uitvoeringsbesluit gaat daarnaast verder in op het beheer van het nieuwe fonds. Dat wordt logischerwijs een taak van de FOD Justitie. Die is als beheerder is verplicht om iedere maand de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone te informeren over de ontvangsten van het fonds. De minister van Justitie zal een jaarlijks overzicht bekendmaken. Dat gebeurt altijd in de maand januari.
1 mei 2017
De wet van 19 maart 2017 en het KB van 26 april 2017 treden in werking op 1 mei 2017.
Bron: Koninklijk besluit van 26 april 2017 tot uitvoering van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, BS 27 april 2017.
Zie ook
Wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, BS 31 maart 2017.