Belgische wetgeving afgestemd op recente Europese regels over bankdeposito’s
Een wet van 22 april 2016 stemt de Belgische financiële wetgeving af op de recente Europese regels over depositogarantiestelsels (bankdeposito’s). Die regels staan in ‘richtlijn 2014/49/EU inzake de depositogarantiestelsels’.
Deze richtlijn heeft de oorspronkelijke depositogarantierichtlijn (richtlijn 94/19/EG) grondig aangepast en herschikt. Ze is van toepassing sinds 4 juli 2015.
De omzetting van richtlijn 2014/49/EU vereist aanpassingen aan:
- de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen (bankwet);
- het KB van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito’s, de levensverzekeringen en het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Dit KB kreeg op 12 mei 2016 volgend nieuw opschrift: “Koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de crisismaatregelen voorzien in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, voor wat betreft de oprichting van het Garantiefonds voor financiële diensten”;
- de “wet van 17 december 1998 tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito’s en financiële instrumenten”, en
- de “wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten”.
Doel depositogarantiestelsel
Het garantiestelsel heeft als hoofddoel deposanten terug te betalen bij faillissement van een kredietinstelling of wanneer de toezichthouder vaststelt dat de gedekte deposito’s niet langer beschikbaar zijn.
Richtlijn 2014/49/EU voorziet daarnaast de mogelijkheid om de financiële middelen van het garantiestelsel te gebruiken voor het veiligstellen van de toegang van deposanten tot gedekte deposito’s in het kader van de faillissementsprocedure van de betrokken kredietinstelling.
De wet van 22 april 2016 schrijft deze mogelijkheid nu in, in de bankwet.
Categorieën van beschermde deposito’s en deposanten
Deposito’s die onder het toepassingsgebied van richtlijn 2014/49/EU vallen, zijn gedefinieerd als “ieder creditsaldo dat wordt gevormd door op een rekening staande gelden of dat tijdelijk uit normale banktransacties voortvloeit, en dat de kredietinstelling onder de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden dient terug te betalen, met inbegrip van termijndeposito’s en spaardeposito’s, maar met uitsluiting van financiële instrumenten”.
Bij deze uitsluiting staat de richtlijn een uitzondering toe voor certificaten van deposito’s, op voorwaarde dat het gaat om bestaande traditionele spaarproducten die nominatief van aard zijn.
Hierdoor kan België de huidige bescherming behouden voor de spaartegoeden die toevertrouwd zijn aan de kredietinstellingen in de vorm van kasbonnen. De uitzondering kan echter niet toegepast worden op obligaties en andere bancaire schuldinstrumenten. Daardoor vallen die niet langer onder de bescherming.
De richtlijn zegt ook welke deposito’s en deposanten verplicht uitgesloten moeten worden van de bescherming. Het gaat voornamelijk om deposito’s van bancaire, financiële en verzekeringsondernemingen en deze van overheden.
De bescherming moet voortaan ook gelden voor de deposito’s in een andere munt dan een niet-EERmunt, en voor de deposito’s van grote ondernemingen.
De kredietinstellingen moeten de deposito’s die voor bescherming in aanmerking komen onmiddellijk kunnen identificeren. De Koning is bevoegd om hiervoor uitvoeringsmaatregelen te nemen.
Bijkomende bescherming van bepaalde uitzonderlijke deposito’s
Richtlijn 2014/49/EU wijzigt niets aan het maximumbedrag van de bescherming van 100.000 euro per deposant en per instelling die deelneemt aan de depositobeschermingsregeling ingesteld door het Garantiefonds.
Ze voorziet wel dat er – gedurende een bij KB bepaalde periode van ten minste 3 en maximum 12 maanden – een bijkomende bescherming moet worden georganiseerd voor tijdelijke hoge rekeningstanden ingevolge:
- deposito’s die het resultaat zijn van onroerendgoedtransacties met betrekking tot particuliere woningen, of
- deposito’s die verband houden met bepaalde levensgebeurtenissen van een deposant, en die een bij KB aangewezen sociaal doel dienen, of
- deposito’s die gebaseerd zijn op de uitbetaling van verzekeringsuitkeringen of vergoedingen voor schade door criminele activiteiten of onterechte veroordeling, en die bij KB aangewezen doelen dienen.
De wet van 22 april 2016 schrijft deze regeling in, in de bankwet.
De Koning wordt gemachtigd om, bij een in Ministerraad overlegd besluit, per categorie van deposito’s, de sociale en andere doelen en het niveau en de periode van de dekking te bepalen, én om de toepasselijke procedures en de te vervullen voorwaarden vast te leggen.
Verkorte terugbetalingstermijn
Richtlijn 2014/49/EU legt de garantieregeling op ervoor te zorgen dat de aan de deposanten terugbetaalbare bedragen binnen maximum 7 werkdagen beschikbaar worden gesteld.
Ze laat echter een overgangsperiode toe waarin de huidige termijn van 20 dagen gradueel wordt afgebouwd tot de vereiste 7 werkdagen die moeten bereikt zijn uiterlijk eind 2023. In de richtlijn is wel de verplichting ingeschreven om een sociale uitbetalingsprocedure te organiseren waarbij aan de deposanten die hierom verzoeken een passend bedrag ter beschikking wordt gesteld binnen de 5 werkdagen om in hun levensonderhoud te voorzien.
Deze uitzonderlijke procedure moet operationeel zijn uiterlijk 1 juni 2016 of op een vroegere door de Koning te bepalen datum, voor zover de terugbetalingstermijn van 7 werkdagen op dat ogenblik niet gerealiseerd zou zijn. Deze procedure zal niet langer van toepassing zijn zodra de terugbetalingstermijn van 7 werkdagen wordt gerealiseerd.
De wet van 22 april 2016 voegt ook deze regeling toe aan de bankwet.
Financiering depositogarantiestelsel
Het voornaamste pakket van aanpassingen die richtlijn 2014/49/EU oplegt, zijn financieringsvereisten met verplichte ex-ante- en ex-postbestanddelen.
Het niveau van de ex-antebijdragen moet zodanig zijn vastgesteld dat de middelen van het Garantiefonds tegen 2024 minstens een streefbedrag bereiken van 0,8% van de gedekte deposito’s.
Als de middelen van het Garantiefonds ontoereikend zijn om de kostprijs van een schadegeval te dekken, voorziet het KB van 14 november 2008 dat er buitengewone bijdragen zullen worden opgevraagd om het tekort te dekken of om het eventuele voorschot van de Deposito- en Consignatiekas terug te betalen.
Aangezien het bedrag van de ontoereikendheid op voorhand niet gekend is, is het niet mogelijk om het niveau van de bijzondere bijdragen in de wet van 22 april 2016 vast te leggen. Deze vastlegging zal dan ook gebeuren bij KB, waarbij rekening zal moeten gehouden worden met de omvang van de ontbrekende middelen en van een algemene jaarlijkse limiet die de richtlijn voor deze buitengewone bijdragen vastgesteld heeft, nl. per kalenderjaar 0,5% van de gedekte deposito’s.
Samenwerking binnen de EU verstevigd
Deposanten bij een bijkantoor van een in een andere lidstaat gevestigde kredietinstelling worden vergoed door het garantiestelsel van deze lidstaat vergoed.
Richtlijn 2014/49/EU vereist dat de terugbetaling van deze deposanten gebeurt door het garantiestelsel van de lidstaat waarin het bijkantoor is gevestigd. Deze terugbetaling zal in ieder geval gebeuren namens en volgens de instructies van het garantiestelsel van de lidstaat waarin de kredietinstelling gevestigd is, zonder aansprakelijkheid van het terugbetalende garantiestelsel, dat daarenboven de nodige fondsen vooraf in bezit dient te krijgen. Om deze terugbetalingsprocedure te versoepelen, zal het Garantiefonds samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met de betrokken garantiestelsels.
Betere voorlichting van de deposant
Richtlijn 2014/49/EU legt uitgebreide regels op voor de informatie die een kredietinstelling aan zijn bestaande en potentiële cliënten moet verstrekken in verband met de depositobescherming. Het toezicht op deze maatregelen wordt expliciet toevertrouwd aan de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA).
De Koning is bevoegd om op dit vlak uitvoeringsmaatregelen te nemen.
Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten
De opdracht met betrekking tot depositobescherming van het ‘Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten’ wordt opgeheven, door een aanpassing van zijn oprichtingswet van 17 december 1998. Hierdoor wordt het Garantiefonds de enige instelling die bevoegd is op het vlak van de uitbetaling van vergoedingen in het kader van de depositobescherming.
In werking
De wet van 22 april 2016 trad grotendeels in werking op 12 mei 2016.
Dit met uitzondering van:
- artikel 10 (verkorting terugbetalingstermijnen), waarvan de Koning de inwerkingtreding zal vaststellen, maar die uiterlijk zal plaatsvinden op 31 mei 2016;
- artikel 27, 2° (liquiditeitsdekkingsvereiste NBB), dat in werking treedt op 1 januari 2017.
Bron: Wet van 22 april 2016 tot omzetting van richtlijn 2014/49/EU inzake depositogarantiestelsels en houdende diverse bepalingen, BS 12 mei 2016.
Zie ook:
– Wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, BS 7 mei 2014 (bankwet).
– Koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de crisismaatregelen voorzien in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, voor wat betreft de oprichting van het Garantiefonds voor financiële diensten, BS 17 november 2008.
– Wet van 17 december 1998 tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito’s en financiële instrumenten, BS 31 december 1998.
– Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 4 september 2002.
– Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (herschikking), Pb.L. 173, 12 juni 2014.