Hof van Cassatie bevestigt: schuldeisers kunnen meteen uitvoeren op vermogen dat schuldenaar op geveinsde of bedrieglijke wijze bij andere partij heeft geparkeerd
Een schuldenaar is met zijn gehele vermogen gehouden om zijn persoonlijke schulden ten aanzien van zijn schuldeisers na te komen. Het vermogen van de schuldenaar strekt de schuldeisers dan ook tot ‘onderpand’. Uiteraard is het vermogen een dynamisch en fluctuerend gegeven. Schuldeisers moeten die veranderingen in het vermogen van hun schuldenaar in beginsel ook tolereren.
In de praktijk gebeurt het wel eens dat een partij die wordt geconfronteerd met een aanzienlijke schuldenlast, de vlucht vooruit wenst te nemen door zich, althans op papier, onvermogend te maken. Zo bijvoorbeeld door inkomsten te laten afleiden naar een rekening op naam van een aanverwante partij, de aangekochte goederen te laten registreren op naam van een aanverwante partij, etc.
Los van het feit dat dit strafrechtelijk sanctioneerbaar is, is dit vooral erg vervelend voor een schuldeiser die zijn onderpand volledig uitgehold ziet.
Wanneer een schuldeiser kennis heeft van die feiten, kan hij uiteraard steeds de derde dagvaarden voor de rechtbank om de ondernomen transacties aan te vechten of niet-tegenstelbaar te verklaren. Te denken valt bijvoorbeeld aan het instellen van een vordering tot bedrieglijke benadeling (“pauliana”) of een vordering op grond van simulatie ten aanzien van de derde. Aangezien dergelijke procedures vaak lang kunnen aanslepen en bovendien soms ook erg kostelijk kunnen zijn, zijn schuldeisers niet zelden gedemotiveerd om dergelijke procedures effectief aan te vatten. Zeker wanneer reeds eerder een procedure werd gevoerd tegen de schuldenaar zelf om die te laten veroordelen tot betaling.
In een belangrijk arrest van 4 september 2020, geeft het Hof van Cassatie alvast meer armslag aan schuldeisers die met voorgaande situatie worden geconfronteerd. Het Hof van Cassatie bevestigde immers dat een schuldeiser die reeds over een uitvoerbaar vonnis beschikt ten aanzien van de schuldenaar, rechtstreeks uitvoerend beslag kan leggen lastens de derde partij bij wie de goederen als het ware werden geparkeerd. De schuldeiser heeft dus geen (tweede) vonnis nodig waarin de rechtbank vaststelt dat de derde op bedrieglijke of gesimuleerde wijze in het bezit is gekomen van bepaalde goederen van de schuldeiser.
Wanneer het uitvoerend beslag aanleiding geeft tot een betwisting, bijvoorbeeld omdat de derde meent dat hij niet op bedrieglijke of geveinsde wijze in het bezit is gekomen van de beslagen goederen, vormen dergelijke geschillen volgens het Hof van Cassatie “incidentele geschillen met betrekking tot de omvang van het verhaalsrecht van de schuldeiser”. Het Hof van Cassatie oordeelt vervolgens dat dergelijke geschillen, voor zover onlosmakelijk verbonden met de tenuitvoerlegging, geschillen zijn waarover de beslagrechter kan oordelen als “bodemrechter”. In andere woorden, het Hof van Cassatie bevestigt dat het aan de beslagrechter toekomt om dergelijke geschillen op definitieve wijze te beslechten.
Dit is om meerdere redenen goed nieuws.
Vooreerst omdat de bal in het kamp wordt gelegd van de derde. Indien de derde geen verzet aantekent bij de beslagrechter, kan de schuldeiser de procedure verder zetten om over te gaan tot gedwongen verkoop of opeising van de goederen. Dit betekent uiteraard niet dat u als schuldeiser een volledige vrijgeleide heeft. Indien de derde immers verzet aantekent bij de beslagrechter én die zijn gelijk haalt, valt te verwachten dat een beslagrechter ook makkelijker zal aannemen dat er sprake is van een misbruik van executierechten op grond waarvan de schuldeiser kan worden veroordeeld tot schadevergoeding. In dit opzicht is uiteraard ook een belangrijke filterfunctie weggelegd voor de advocaat.
Ten tweede omdat, indien de betwisting voor de beslagrechter wordt gebracht, die procedures verlopen “zoals in kort geding”. Er gelden dan ook kortere termijnen waardoor er ook sneller een definitieve uitspraak zal worden bekomen.
Het arrest van het Hof van Cassatie wordt meer in detail besproken in een artikel van Mr Rubben Lindemans dat binnenkort zal verschijnen in het Tijdschrift Belgisch Handelsrecht.
Heeft u nog vragen?
Voor meer vragen hierover kan u ons steeds contacteren.