WETSVOORSTEL DD. 21 OKTOBER 2020 HOUDENDE DIVERSE WIJZIGINGEN INZAKE INSOLVENTIE VAN ONDERNEMINGEN
Op 21 oktober 2020 heeft Volksvertegenwoordiger Koen GEENS een wetsvoorstel ingediend ter wijziging van een aantal artikelen van de Insolventiewetgeving zoals vervat in boek XX Wetboek Economisch Recht (WER).
De beoogde wijzigingen hebben een tweevoudige doelstelling :
1. De gevolgen van het “arrest PLESSERS” te regelen
2. De Ondernemingsrechtbanken een ruimere mogelijkheid te bieden om over te gaan tot gerechtelijke ontbinding van vennootschappen die in staat van faillissement verkeren.
Het arrest PLESSERS dd. 16 mei 2019 van het Europees Hof van Justitie
Het Europees Hof van Justitie heeft met het arrest PLESSERS geoordeeld dat het keuzerecht van de verkrijger onder de procedure van overdracht onder gerechtelijk gezag naar Belgisch recht inzake het aantal over te nemen werknemers niet in overeenstemming is met de richtlijn 2001/23 inzake de overdracht van ondernemingen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van een prejudiciële vraag van het Arbeidshof Antwerpen, afdeling Hasselt (arrest dd. 14 augustus 2017).
Volgens het Hof van Justitie valt een overgang van onderneming zoals georganiseerd bij een procedure van overdracht onder gerechtelijk gezag onder het Belgische recht niet onder het toepassingsgebied van de uitzonderingen zoals bepaald in artikel 5.1 van de richtlijn 2001/23 dat voorziet in een uitzondering op het beginsel van het behoud van de rechten van alle werknemers ingeval van overgang wegens faillissement of een soortgelijke procedure met het oog op liquidatie van het vermogen van de vervreemder onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie.
Het is in het belang van de rechtszekerheid en bovendien de verplichting van de Belgische Staat als nationale wetgever erover te waken dat de Belgische wetgeving verenigbaar is met de richtlijn 2001/23.
Voorstel tot wetswijziging in het licht van het arrest PLESSERS
Met het wetsvoorstel wordt beoogd de procedure van reorganisatie bij wijze van overdracht van onderneming onder gerechtelijk gezag te kaderen als een modaliteit van realisatie van de onderneming en haar activiteiten bij middel van een vereffening die leidt tot samenloop, rangregeling en verdeling.
Tevens wordt voorzien in een verplichting van de verkrijger om een eventuele keuze tot het niet overnemen van alle werknemers te motiveren, onder controle van de Ondernemingsrechtbank, op grond van technische, economische of organisatorische redenen.
Tevens wordt voorzien in de verplichting van de rechtbank om in het geval de schuldenaar een rechtspersoon is, de ontbinding en vereffening van de schuldenaar uit te spreken.
Worden aldus op grond van het wetsvoorstel gewijzigd :
- Artikel XX 39 WER, 1° lid : hieraan wordt toegevoegd : “…of over te gaan tot de orderlijke vereffening van de onderneming onder toezicht van de rechter, in het belang van de schuldeisers, met maximaal behoud van de werkgelegenheid”.
- Artikel XX 39 WER, 2° lid : wordt als volgt gewijzigd : “…hetzij de orderlijke vereffening van de onderneming toe te staan door een overdracht onder gerechtelijke gezag van alle of een deel van de activa of activiteiten in het belang van de schuldeisers overeenkomstig de artikelen XX 84 tot en met XX 96”
- Het opschrift van titel V, hoofdstuk 4 luidt thans : “gerechtelijke reorganisatie door orderlijke vereffening van de onderneming door overdracht onder gerechtelijk gezag”.
- In artikel XX 86 § 3 wordt voorzien dat de verkrijger een motivering dient te geven op basis van technisch, economische en organisatorische redenen, voor zijn eventuele keuze om niet alle werknemers over te nemen en de insolventierechtbank controleert de motivering.
- Aan Artikel XX 93 wordt toegevoegd dat indien de schuldenaar een rechtspersoon is, de rechtbank, wanneer deze het verzoek tot afsluiting van de procedure vanwege de gerechtsmandataris inwilligt, de ontbinding of het faillissement van de schuldenaar uitspreekt.
Met betrekking tot de uitbreiding van de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank tot het uitspreken van de gerechtelijke ontbinding van de rechtspersoon
Het wetsvoorstel beoogt een overtal van faillissementen te vermijden van rechtspersonen in onbeheer die niet meer over activa beschikken en geen personeel meer tewerkstellen.
Om deze doelstelling te verwezenlijken wordt het raadzaam geacht de ondernemingsrechtbanken toe te laten om, ook indien de faillissementsvoorwaarden vervuld zijn, de gerechtelijke ontbinding van de rechtspersoon uit te spreken.
Bedoeld wordt hiermee te vermijden dat door het uitspreken van een complexe faillissementsprocedure de werklast van de ondernemingsrechtbanken, griffies en financiële parketten onnodig wordt verzwaard.
Vanuit deze doelstelling worden volgende wetswijzigingen voorgesteld :
- De gerechtelijke ontbinding kan onder beoordeling van de rechtbank worden uitgesproken bij dagvaarding in faillissement door een schuldeiser die in ondergeschikte orde de gerechtelijke ontbinding kan vorderen (wijziging artikel XX 100);
- De gerechtelijke ontbinding kan ambtshalve door de ondernemingsrechtbank worden uitgesproken, met onmiddellijke sluiting van de vereffening, wanneer een faillissementsprocedure aanhangig wordt gemaakt met betrekking tot een rechtspersoon die zijn betalingen heeft gestaakt, niet beschikt over activa en geen personeel tewerkstelt of geen personeel meer heeft tewerkgesteld de laatste 18 maanden (wijziging artikel XX 104);
- Ook bij aangifte van faillissement en wanneer de rechtspersoon-schuldenaar die zijn betalingen heeft gestaakt niet over activa beschikt, geen personeel tewerkstelt of geen personeel meer heeft tewerkgesteld de laatste 18 maanden, kan de ondernemingsrechtbank de gerechtelijke ontbinding uitspreken, na de schuldenaar per gerechtsbrief te hebben opgeroepen, met onmiddellijke sluiting van de vereffening (wijziging artikel XX 104 § 3).
Het wetsvoorstel kunt u hier consulteren.
Vragen?
Heb je vragen over dit onderwerp of nood aan bijstand? Neem dan contact op met ons insolventieteam.