Sneller feedback op aanvraag bodemattest (art. 5 DBB Bodem)
Een aanvraag voor een bodemattest moet ingediend worden met een aanvraagformulier dat door de minister van Omgeving wordt opgesteld. Niet-volledig ingevulde formulieren en aanvragen met een eigen model zijn onontvankelijk. De OVAM moet die onontvankelijkheid sneller melden aan de aanvrager.
Als de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij meent dat een aanvraag voor een bodemattest niet ontvankelijk is, moet zij dat binnen de 14 dagen laten weten aan de aanvrager. Tot nu had de OVAM daarvoor 30 dagen de tijd. De OVAM moet in haar beslissing ook vermelden waarom de aanvraag niet-ontvankelijk is.
De aanvrager beschikt dan over een termijn van 60 dagen om zijn aanvraag toch nog in orde te brengen. Die termijn wijzigt niet.
Het bodemattest zelf moet binnen de 14 dagen uitgereikt worden.
Als er al informatie over de grond beschikbaar is in het Grondeninformatieregister, bedraagt die termijn ten hoogste 60 dagen. Beide termijnen beginnen te lopen vanaf de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
Een bodemattest bevat de identificatiegegevens van de grond en een overzicht van de gegevens die over de grond beschikbaar zijn in het Grondeninformatieregister.
In werking op: 1 februari 2016.
Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 23 oktober 2015 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (art. 18 van Vlarebo), BS 3 december 2015 (art. 5 en art. 50 DBB Bodem).