Nieuwe vormregels voor conclusies (art. 12 en 19 Wet Burgerlijk Procesrecht)
Er komen nieuwe vormregels voor de conclusies. De aangevoerde middelen moeten genummerd worden. En er moet vermeld worden of ze in hoofdorde of in ondergeschikte orde worden voorgedragen. Miskenning van de regels houdt in dat de rechter niet moet antwoorden op die middelen.
Conclusies
In de conclusies staan – achtereenvolgens én uitdrukkelijk – volgende zaken:
- een uiteenzetting van de feiten die pertinent zijn voor de beslechting van het geschil;
- de aanspraken van de concluderende partij;
- de middelen die men inroept ter ondersteuning van de vordering of het verweer. Zijn er meerdere middelen, dan worden die genummerd. Men vermeldt ook of ze in hoofdorde of in ondergeschikte orde worden voorgedragen. Dat maakt het voor de rechter makkelijker om te antwoorden op de middelen;
- het gevraagde beschikkend gedeelte van het vonnis. Met vermelding van de hoofdorde of de ondergeschikte orde van de verschillende onderdelen.
Met deze verplichte vermeldingen wil de wetgever de partijen meer responsabiliseren en de motiveringsplicht van de rechter stroomlijnen.
Vonnis
De rechter moet in zijn vonnis antwoorden op de middelen die in de conclusies zijn aangehaald. Hij moet dat enkel doen in zoverre zij voldoen aan de nieuwe vormregels. Worden de vormregels miskend dan zijn er dus wel degelijke sancties: de rechter antwoordt niet op de middelen die niet op correcte wijze zijn voorgedragen.
Modelconclusie
Minister van Justitie Geens belooft om werk te maken van een modelconclusie zodat de gewenste structuur van de conclusies duidelijk is voor rechtzoekenden, advocaten en magistraten.
Inwerkingtreding
De artikelen 12 en 19 van de wet van 19 oktober 2015 treden in werking op 1 november 2015.
Bron: Wet van 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 22 oktober 2015 (art. 12 en 19 Wet Burgerlijk Procesrecht)