Grondwettelijk Hof vernietigt inperking certificaten voor groenestroominstallaties van voor 2013
Het Grondwettelijk Hof oordeelt in een arrest van 4 december 2014 dat een later decreet, de datum waarop een investering in het verleden werd uitgevoerd, niet mag aangrijpen om meer of minder groenestroomcertificaten toe te kennen aan de nietsvermoedende groenestroomproducent.
Bandingfactor voor nieuwe installaties
Het decreet van 28 juni 2013 houdende diverse bepalingen inzake energie (DB Energie) heeft in 2013 een regime van bandingfactoren ingevoerd, waardoor installaties die elektriciteit produceren uit hernieuwbare energie niet meer automatisch recht hebben op één groenestroomcertificaat per 1.000 KWh geproduceerde elektriciteit. Het aantal groenestroomcertificaten wordt voortaan vermenigvuldigd met een factor die varieert tussen ‘0’ en ‘1’, volgens het type van groenestroominstallatie, en volgens de datum van ingebruikname van de installatie.
De wijziging had ook een impact op de installaties die vóór 1 januari 2013 in gebruik werden genomen.
Termijn voor toekenning van groenestroomcertificaten
Die installaties hebben in principe nog steeds recht op 1 groenestroomcertificaat per 1.000 kWh geproduceerde groene stroom, maar de toekenning van groenestroomcertificaten (GSC’s) wordt door het Diversebepalingendecreet beperkt tot 10 jaar.
Op die regel bestaan een aantal afwijkingen. Als de installatie recht heeft op minimumsteun gedurende een langere periode – langer dan 10 jaar -, dan worden er GSC’s toegekend gedurende die langere periode.
De eigenaar van de installatie kan ook een verlenging krijgen op basis van niet-gepresteerde vollestarturen.
Recht op aanvullende certificaten
Feit is dat de installatie na afloop van de toepasselijke termijn nog aanvullend recht heeft op groenestroomcertificaten gedurende 5 jaar als de oorspronkelijke investering of eventuele extra investeringen bij het verstrijken van de toepasselijke termijn nog niet volledig zijn afgeschreven.
Er wordt dan wel een bandingfactor verrekend.
De decreetgever eist echter dat de betrokken investeringen uitgevoerd én in gebruik genomen zijn vóór 1 juli 2013 én voordat de toepasselijke termijn is verstreken.
Vernietiging door het Hof
Het Grondwettelijk Hof had eerder al een gelijkaardige bepaling vernietigd. Immers, vóór de inwerkingtreding van de wijzigingsbepalingen konden de exploitanten van een groenestroominstallatie onmogelijk weten dat het ogenblik waarop zij een extra investering zouden uitvoeren, bepalend zou zijn voor het al of niet verlengen van hun steunperiode, en dus voor het al of niet recht hebben op extra groenestroomcertificaten. Het Grondwettelijk Hof oordeelde toen dat al zo’n verschil in behandeling naargelang de datum waarop een investering werd uitgevoerd, niet correct was.
Het Hof haalt nu zijn redenering van toen aan om ook de huidige bepaling om dezelfde reden te vernietigen.
Waar oorspronkelijk in artikel 7.1.1, §1, lid 4, van het decreet stond dat een exploitant recht had op aanvullende stroomcertificaten tegen bandingfactor gedurende een periode van 5 jaar als de extra investeringen zijn uitgevoerd en in gebruik genomen voor 1 juli 2013 “en voordat de periode (…) [d.i. de toepasselijke termijn] is verstreken”, worden die laatste woorden nu geschrapt en blijft enkel de datum van 1 juli 2013 over als bepalende factor.
Geen discriminatie na 1 juli 2013
Exploitanten die ná 1 juli 2013 nog extra investeringen uitvoerden, kunnen zich niet beroepen op discriminatie, aangezien het Diversebepalingendecreet dat de wijzigingen doorvoerde gepubliceerd werd op 28 juni 2013, en de investeerders op 1 juli 2013 dus al wel wisten dat hun extra investeringen geen recht zouden geven op extra groenestroomcertificaten.
Bron: GwH 4 december 2014, nr. 176/2014.
Zie ook:
- Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid, BS 7 juli 2009 (art. 7.1.1. van het Energiedecreet).
- Decreet van het Vlaamse Gewest van 28 juni 2013 houdende diverse bepalingen inzake energie, BS 7 juli 2009 (art. 3 DB Energie).
- GwH 23 januari 2014, nr. 4/2014.