Gerechtsdeurwaarders kunnen betekenen aan parketpersoneel (art. 4-6 en 8 Wet Burgerlijk Procesrecht)
Wanneer gerechtsdeurwaarders materieel niet in staat zijn om een exploot te betekenen, bezorgen ze een afschrift van het deurwaardersexploot aan de procureur des Konings. De wetgever bepaalt nu dat die ‘betekening aan de procureur’ niet noodzakelijk inhoudt dat een afschrift aan de procureur zelf moet afgegeven worden. Het afschrift kan voortaan ook afgegeven worden aan een parketsecretaris of parketjurist. Met parketsecretaris bedoelt men zowel de hoofdsecretaris, de secretarissen-hoofd van dienst als de afdelingssecretaris.
Een betekening aan de procureur – eventueel door afgifte van het afschrift aan een parketsecretaris of parketjurist – is onder meer verplicht:
- wanneer de gerechtsdeurwaarder ” uit de ter plaatse vastgestelde feiten ” geen afschrift van het exploot kan achterlaten aan de woonplaats zelf (bv. wanneer die vernietigd werd door brand of wanneer het adres een stuk braakliggende grond blijkt te zijn). Of wanneer de betekende persoon de woning duidelijk verlaten heeft zonder dat hij de overbrenging van woonplaats heeft gevraagd (bv. bij een uitdrijving);
- wanneer de betrokkene noch in België noch in het buitenland een gekende woonplaats, verblijfplaats of gekozen woonplaats heeft;
- wanneer er wordt betekend aan in vereffening zijnde vennootschappen en er geen vereffenaar is.
De artikelen 4 tot 6 en 8 van de wet van 19 oktober 2015 treden in werking op 1 november 2015.
Bron: Wet van 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 22 oktober 2015 (art. 4/6 en 8 Wet Burgerlijk Procesrecht)