Facultatief advies openbaar ministerie wordt regel (art. 14-17, 64 en 88 Wet Burgerlijk Procesrecht)
Voortaan beslist het openbaar ministerie in burgerlijke zaken zelf of het advies geeft over een specifieke zaak. Van een verplichting is geen sprake meer. Alleen in bepaalde sociaalrechtelijke zaken en in familiezaken met minderjarigen is het advies nog verplicht – als de rechter daarom vraagt. En ook het college van procureurs-generaal kan een aantal zaken aanduiden waar nog advies nodig is.
Mededeling
Een aantal zaken moet nog steeds verplicht worden meegedeeld aan het openbaar ministerie (OM). Het gaat om de zaken waar dat nu ook al verplicht was. Het openbaar ministerie kan zich ook andere zaken laten meedelen – wanneer het dat dienstig vindt. En het hof of de rechtbank kan ook steeds een zaak ambtshalve meedelen aan het openbaar ministerie.
Facultatief advies
Het openbaar ministerie beslist voortaan zelf of het advies geeft, en hoe dat gebeurt. Ofwel mondeling (op de terechtzitting), ofwel schriftelijk (op dossier). Het openbaar ministerie behoudt in principe ook zijn vrijheid, zelfs wanneer de rechtbank of het hof om een advies vraagt.
Dat facultatief advies is de hoofdregel. Maar er zijn uitzonderingen.
Sociaalrechtelijke zaken
Het openbaar ministerie is verplicht – wanneer de rechtbank dat vraagt – om een advies te geven in een aantal sociaalrechtelijke geschillen (sociale zekerheid en sociale bijstand). Hier kan het dus niet zelf beslissen of het al dan niet advies geeft.
Die zaken worden trouwens ook altijd verplicht meegedeeld aan het openbaar ministerie.
Familiezaken met minderjarigen
In familiezaken met mindejarigen hoeft het openbaar ministerie in principe geen advies meer te geven. Tot nu was dat verplicht op straffe van nietigheid van de uitspraak.
De familierechtbank of de familiekamers van het hof van beroep delen de zaken wel mee aan het openbaar ministerie voor ze uitspraak doen. Op straffe van nietigheid. Maar het openbaar ministerie moet niet meer systematisch gehoord worden. Het OM geeft wel advies wanneer het dat zelf nodig vindt. Of wanneer de rechtbank dat vraagt.
Het OM moet alle relevante informatie op de meest geschikte wijze en met naleving van het recht op tegenspraak aan de rechtbank meedelen.
Richtlijnen procureurs-generaal
Het college van procureurs-generaal gaat nog vastleggen in welke zaken die volgens de wet verplicht moeten worden meegedeeld aan het openbaar ministerie, altijd een advies moet gegeven worden. Die richtlijnen zijn bindend voor alle leden van he OM.
Gelijkaardige richtlijnen komen er voor familiezaken waar minderjarigen bij betrokken zijn. Ook daarin zal staan in welke gevallen een advies toch verplicht is.
Werkwijze
Als een zaak aan het openbaar ministerie wordt meegedeeld – omdat de wet dat oplegt of omdat het OM het zelf vraagt – licht de griffie het OM in over de datum van de zitting – met vermelding van de identiteit van de partijen en – als die er zijn – de betrokken minderjarigen.
Het OM kan op drie manieren advies geven:
- ofwel mondeling advies op de zitting. Dat advies wordt vermeld op het zittingsblad;
- ofwel schriftelijk advies vóór de zitting. Dat advies wordt ten laatste de dag voor de zitting ter griffie neergelegd en meegedeeld aan de advocaat van de partijen of de partijen zelf;
- ofwel schriftelijk advies na de pleidooien. In dat geval meldt het OM dat aan de rechter vóór de sluiting van de debatten. De rechter bepaalt wanneer het advies uiterlijk moet neergelegd worden ter griffie en meegedeeld moet worden aan de betrokkenen. Hij bepaalt ook tot wanneer de partijen hun conclusies – in antwoord op het advies – kunnen neerleggen.
Vindt het OM een advies niet nodig dan meldt de procureur dat aan de griffie ten laatste de dag voor de zitting.
Wanneer de rechter zelf beslist om een zaak aan het openbaar ministerie mee te delen doet hij dat ten laatste op het moment dat hij de sluiting van de debatten beveelt. Dat komt op het zittingsblad. De rechter bepaalt de datum van de zitting waarop het OM zijn eventueel mondeling advies uitbrengt en waarop de partijen kunnen antwoorden op het mondeling of schriftelijk advies. Het OM krijgt een afschrift van het zittingsblad met de stukken van de procedure – binnen 48 uren na de zitting.
Binnen acht dagen voor de geplande zitting meldt het OM aan de griffie of het al dan niet advies zal geven en hoe het dat zal doen. Een schriftelijk advies moet binnen diezelfde termijn neergelegd worden en meegedeeld worden aan de partijen of hun advocaat.
Antwoord partijen
Als het OM mondeling advies geeft, geven de verschijnende partijen onmiddellijk hun opmerkingen.
Gaat het om een schriftelijk advies dat voor de zitting is neergelegd, dan kunnen de partijen daar mondeling op antwoorden – op de zitting of op een latere zitting.
Als een partij dat vraagt kan de rechter toestaan om conclusie neer te leggen over het schriftelijk advies. Hij legt de termijn vast.
Jeugdrechtbank
Nog dit. De jeugdrechtbank doet – wanneer de minderjarige een ernstig feit heeft gepleegd – in principe pas uitspraak na het advies of de vordering van het openbaar ministerie gehoord te hebben. Dit op straffe van nietigheid. Maar wanneer de zaak alleen betrekking heeft op de omvang van de burgerlijke belangen, is dat advies niet meer nodig.
Inwerkingtreding
De nieuwe regels zijn van toepassing op de zaken die aanhangig gemaakt worden vanaf 1 januari 2016.
Bron: Wet van 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 22 oktober 2015 (art. 14-17, 50, 64, 88 en 89 Wet Burgerlijk Procesrecht)
Zie ook:
Gerechtelijk Wetboek (art. 138bis, 764, 765/1, 766, 767)
Jeugdbeschermingswet (art. 8)