Gebruiker van uitzendkrachten gelijkgesteld met werkgever (art. 27 – 28 en art. 81 DB sociaal strafrecht)
Een nieuw artikel 176/1 in het Sociaal Strafwetboek omschrijft de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de gebruiker van uitzendkrachten. Er is sprake van een gelijkstelling van de gebruiker met de eigenlijke werkgever, het uitzendkantoor, voor de mogelijke sanctionering van inbreuken op regels waarvan de toepassing onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker valt.
Artikel 176/1
Zoals bekend, actualiseert een verzamelwet van 29 februari 2016 het Sociaal Strafwetboek. Zo voegt de wetgever onder andere inbreuken in op sociaalrechtelijke bepalingen die niet ingevoegd werden in het Sociaal Strafwetboek tijdens het opstellen ervan.
Bij de Uitzendarbeidswet is dat bijvoorbeeld het geval. Artikel 39bis van die wet werd opgeheven door de wet tot invoering van het Sociaal Strafwetboek. Maar de inhoud ervan werd niet hernomen in het Sociaal Strafwetboek. Het nieuwe artikel 176/1 lost dat probleem nu op en regelt de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de gebruiker van uitzendkrachten.
De wetgever stelt de gebruiker gelijk met de werkgever en sanctioneert hem op dezelfde manier. Tijdens de periode waarin de uitzendkracht bij de gebruiker werkt, wordt deze laatste beschouwd als werkgever.
De wetgever omschrijft de aansprakelijkheid in detail door te verwijzen naar inbreuken op bepalingen waarvan de toepassing deel uitmaakt van zijn verantwoordelijkheid op basis van de Uitzendarbeidswet. Ze hebben betrekking op de arbeidsduur, de feestdagen, de zondagsrust, de vrouwenarbeid, de moederschapsbescherming, de bescherming van moeders die borstvoeding geven, de arbeid van jeugdige personen, de nachtarbeid, de arbeidsreglementen, de bepalingen inzake het toezicht op de prestaties van de deeltijdse werknemers, de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, en de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen. Die precisie wordt vereist door het legaliteitsbeginsel.
Bovendien wordt artikel 39bis van de Uitzendarbeidswet opnieuw ingevoerd in een redactie die toelaat dat de gebruiker, zijn aangestelde of zijn lasthebber die een inbreuk pleegt, maar waarvan de sanctie niet voorzien is in het Sociaal Strafwetboek, gestraft wordt met dezelfde strafsancties als deze die zijn bepaald in de wetten krachtens welke deze bepalingen zijn vastgelegd.
Artikel 176
Verder vult de nieuwe wet het bestaande artikel 176 van het Sociaal Strafwetboek aan. Het gaat om 2 sanctiebepalingen:
1/ Met een sanctie van niveau 1 wordt bestraft, het uitzendbureau dat in strijd met de Uitzendarbeidswet, het aantal uitzendkrachten dat tevoren reeds ter beschikking gesteld was van de gebruiker, niet vermeld heeft in de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid, terwijl het die informatie van de gebruiker ontvangen heeft.
2/ Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft, de gebruiker, zijn aangestelde of zijn lasthebber, die in overtreding met de Uitzendarbeidswet aan het uitzendbureau onjuiste inlichtingen verstrekt betreffende het paritair comité waaronder hij ressorteert of betreffende de lonen van de vaste werknemers.
Dit verbod kan ook geregeld worden via ‘burgerrechtelijke weg’: het geschil tussen de ondernemingen kan geregeld worden door middel van een burgerrechtelijke vordering in vrijwaring.
In werking
Deze aanpassingen treden in werking op 1 mei 2016.
Bron: Wet van 29 februari 2016 tot aanvulling en wijziging van het Sociaal Strafwetboek en houdende diverse bepalingen van sociaal strafrecht, BS 21 april 2016 (art. 27 / 28 en art. 81 DB sociaal strafrecht)