Overheidsopdrachten: de spelregels van de aanbestedende overheid worden best strikt nageleefd
Recent, meer bepaald op 7 oktober 2020, boog de Raad van State zich over een zaak waarin een inschrijver (onder meer) de beslissing van de aanbestedende overheid om zijn offerte onregelmatig te verklaren, aanvocht.
De onregelmatigheid vloeide volgens de aanbestedende overheid onder meer voort uit het opnemen in de offerte van een voorbehoud. Concreet gaf de inschrijver in zijn offerte aan dat er voor de levering van een bepaald product (rijnzand) een minimale afname diende gerespecteerd te worden (minimum 10 ton). Dit was niet zo voorzien in het bestek. De inschrijver verklaarde voor de Raad van State dat het hier slechts om een verduidelijking van de leveringswijze ging. Ondergeschikt, met name als het hier daadwerkelijk over een voorbehoud zou gaan, argumenteerde de inschrijver dat het voorbehoud slechts betrekking had op een dermate gering aandeel van de opdracht (nog geen 0,4%) dat het onmogelijk tot de substantiële onregelmatigheid kon leiden.
De Raad van State volgde deze redenering niet.
De Raad van State was immers van mening dat er sprake is van een voorbehoud en verwijst daarvoor naar artikel 76, § 1, van het koninklijk besluit van 18 april 2017 plaatsing overheidsopdrachten in de klassieke sectoren, dat letterlijk stelt dat een offerte substantieel onregelmatig is wanneer ze “de verbintenis van de inschrijver om de opdracht onder de gestelde voorwaarden uit te voeren onbestaande, onvolledig of onzeker [maakt]”.
Concreet is de Raad de mening toegedaan dat er met deze specifieke bepaling in de offerte van de inschrijver een bijkomende (eigen) voorwaarde werd opgelegd en, minstens, dat dit de verbintenis van de inschrijver “op dat punt onduidelijk” maakt, zodat er niet langer sprake is van een akkoord zonder voorbehoud met de voorwaarden van het bestek.
Het argument dat het hier een verwaarloosbaar aandeel in de opdracht betreft, wordt verworpen. De Raad stelt in dat opzicht vast dat artikel 76, § 1, van het koninklijk besluit van 18 april 2017 “geen marge [toelaat] in functie van het aandeel van deze onzekerheid ten aanzien van de totaliteit van de opdracht”.
De boodschap is hier aldus duidelijk: een voorbehoud (het concreet voorzien in de offerte van een bijkomende voorwaarde ten opzichte van het bestek) leidt tot de onregelmatigheid van de offerte, hoe klein het voorbehoud in vergelijking tot de totale opdracht dan ook mag zijn.
Het vervolg van het arrest en meer bepaald het 2de ingeroepen middel en de beoordeling ervan door de Raad van State is niet minder interessant: zo werd de aanbestedende overheid alsnog teruggefloten door de Raad van State in het kader van een “verbetering” van de offerte van de concurrent van de verzoekende partij.
De aanbestedende overheid had de offerte van deze concurrent namelijk “verbeterd”. Er deed zich immers een probleem voor met de eenheidsprijzen van deze concurrent: een aantal producten werden aangeboden in een ander volume, gewicht, lengte, breedte of aantal stuks per doos dan gevraagd in de opdrachtdocumenten. De aanbestedende overheid gaf daarbij zelf toe dat dit de vergelijkbaarheid van de offertes in het gedrang bracht door de concrete verbetering van de eenheidsprijzen te laten voorafgaan door de melding “Teneinde de ingediende offertes onderling vergelijkbaar te houden”. De eenheidsprijzen werden vervolgens door de aanbestedende overheid met toepassing van de regel van drie omgerekend in functie van de in het bestek vereiste maatvoering.
De Raad van State straft deze handelswijze af. De Raad van State stelt hier vast, op aangeven van de aanbestedende overheid zelf, dat dit de vergelijkbaarheid van de offertes in het gedrang bracht, hetgeen perfect aansluit bij de definitie van een substantiële onregelmatigheid in artikel 76, § 1, van het koninklijk besluit van 18 april 2017. De Raad van State verduidelijkt ook nog dat dergelijke “herrekening” niet kan beschouwd worden als een toegelaten “verbetering van hoeveelheden”.
De conclusies die hieruit getrokken kunnen worden, zijn dan ook duidelijk: het bestek wordt best strikt gevolgd. Het toevoegen van een extra voorwaarde, hoe miniem ook, leidt tot de onregelmatigheid van de offerte. Het niet respecteren van de maatvoering zoals het bestek die oplegt, leidt net zo goed tot de onregelmatigheid van de offerte.
Het belang van de (door de aanbestedende overheid) opgelegde spelregels wordt daarmee nogmaals in de verf gezet.
Het volledige arrest van de Raad van State treft u op de website van de Raad van State aan:
http://www.raadvst-consetat.be/
Heeft u nog vragen?
Ons team publiek en administratief recht staat dagelijks overheden en ondernemingen bij in het kader van overheidsopdrachten. Voor meer vragen hierover kan u ons steeds contacteren.