Grondwettelijk Hof beperkt recht op omgevingsvergunning in landschappelijk waardevol gebied
Na een recente uitspraak van het Grondwettelijk Hof wordt het opnieuw een pak moeilijker om een milieu- of bouwvergunning te krijgen in een gebied dat volgens het gewestplan een landschappelijk waardevol gebied is.
Landschappelijk waardevol
De gewestplanaanduiding ‘landschappelijk waardevol gebied‘ is een overdruk van het landelijk gebied. De overdruk kon aangebracht worden op: agrarische gebieden, bosgebieden, natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en natuurreservaten, parkgebieden en bufferzones.
In landschappelijk waardevol gebied mogen handelingen en werken uitgevoerd worden die landschapsontwikkeling of landschapsopbouw tot doel hebben. En verder alle handelingen en werken die toegelaten zijn volgens de grondkleur van de bestemming, op voorwaarde dat die de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen.
De Raad van State (RvS) en de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) hebben deze beperking altijd erg strikt geïnterpreteerd.
Té strikt, meende de decreetgever, waardoor het bijna onmogelijk was om nog bouwwerken te vergunnen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. En dat was nooit de bedoeling. Via de Codextrein van 8 december 2017 besliste de decreetgever dan ook om de bewuste bepaling te ‘verduidelijken’.
Artikel 94 van de Codextrein voegde een artikel 5.7.1 toe aan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). Dat artikel zegt dat de vergunningverlenende overheid bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag voor werken of handelingen in landschappelijk waardevol gebied moet rekening houden met de – al in het gebied aanwezige karakteristieke landschapselementen en landschapsopbouw. De vergunningvrager moet aantonen dat wat hij vraagt, landschappelijk inpasbaar is. Dat kan met:
- maatregelen ter bevordering van de integratie in het landschap. Met name op het vlak van inplanting, gabariet, architectuur, materiaal en landschapsinkleding;
- een verwijzing naar de landschapskenmerken uit de vastgestelde Landschapsatlas van het agentschap Onroerend Erfgoed; of
- een beschrijving van de clusters van bedrijvencomplexen, verspreide bebouwing en lijninfrastructuur (wegen, waterlopen, hoogspanningsleidingen, masten…) die al in het gebied aanwezig is.
Maar volgens 10 milieuverenigingen komt die ‘decretale verduidelijking’ neer op het geven van een eigen invulling aan het begrip ‘schoonheidswaarde van het landschap’. En dit zonder dat de burger recht op inspraak kreeg.
Om de bestemming van een gebied te kunnen wijzigen, moet normaal gezien een rup of ruimtelijk uitvoeringsplan (nu: ruimtelijk beleidsplan) worden opgemaakt en dat gaat gepaard met een openbaar onderzoek, waarbij alle belanghebbenden hun recht op inspraak kunnen uitoefenen. Doordat de wijzigingen van eind 2017 niet werden doorgevoerd via een rup, maar via een decreet, konden de betrokkenen hun recht op inspraak niet uitoefenen. Ook al ging het in feite om een bestemmingswijziging die volgens het Hof zelfs een ‘aanzienlijke achteruitgang in het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu’ tot gevolg heeft. Het Grondwettelijk Hof constateert dan ook dat het gelijkheidsbeginsel werd geschonden.
Het Hof vernietigt daarom artikel 94 van de Codextrein, dat via het nieuwe artikel 5.7.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), het gemakkelijker maakte om een omgevingsvergunning toe te kennen in landschappelijk waardevol gebied.
We vallen dus terug op de oude, strengere regeling van vóór de Codextrein.
In hetzelfde arrest vernietigt het Grondwettelijk Hof ook artikel 111, 1° van de Codextrein over de voortzetting van de exploitatie zonder (milieu-)vergunning.
De milieuverenigingen vroegen verder de vernietiging van de artikelen 133 en 151 van de Codextrein, maar het Hof had die artikelen intussen al grotendeels vernietigd. Het Hof sprak zich ook al negatief uit over artikel 52 van de Codextrein.
Bron: GwH, nr. 145/2019 van 17 oktober 2019.
Zie ook:
Decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving, BS 20 december 2017 (Codextrein, art. 94 en 111).
VCRO, art. 5.7.1.