DE NEDERLANDSE FRANCHISE WET: PID DUTCH STYLE
In Nederland is een wetsvoorstel aangenomen dat de positie van de franchisenemer juridisch versterkt. De focus ligt net zoals in België op informatie.
De nieuwe wet treedt per 1 januari 2021 in werking. Franchisegevers die ook in Nederland actief zijn of wensen te worden zullen hiermee rekening moeten houden.
Wat?
A. Precontractuele informatie
Ten laatste vier weken voor het sluiten van de franchiseovereenkomst moet de franchisegever aan de beoogde franchisenemer alle informatie verschaffen die van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.
Net zoals in België is de informatie drieledig. De gevraagde informatie lijkt beknopter dan in de Belgische wet en is enkel van toepassing op franchiseovereenkomsten (duidelijk gedefinieerd in de wet). Het gaat concreet over:
- Het ontwerp van de overeenkomst
- Een weergave van de inhoud en strekking van de voorschriften in verband met:
o de vergoeding, investering en bijdragen
o overleg tussen partijen,
o mogelijkheid van de franchisegever om gelijkaardige formules uit te baten
o inzage van franchisenemer in de omzet - Informatie over de financiële positie van de franchisegever en de locatie van de franchiseonderneming (dus de investeringen die van de franchisenemer verlangd worden)
Maar ook de kandidaat franchisenemer heeft een informatie plicht naar de franchisegever toe over zijn financiële positie.
Gedurende de vier weken tussen afgifte van deze informatie en ondertekening geldt een cooling off periode zoals in België.
B. Contractuele informatie
De informatieverplichting te goeder trouw wordt ook doorgetrokken tijdens de duur van de overeenkomst.
Partijen moeten elkaar ook tijdens de duur van de franchiseovereenkomst informeren over wijzigingen in hun financiële positie voor zover daardoor de franchiseovereenkomst niet (ongewijzigd) kan worden voortgezet. Ook andere zaken moeten gemeld worden wanneer deze betrekking hebben op de franchiseformule en deze aanzienlijk invloed (kunnen) hebben op de exploitatie van franchisenemer;
Partijen moeten minimaal eenmaal per jaar overleggen.
C. Bepalingen over de beëindiging van de franchisesamenwerking (goodwill en non-concurrentie)
De nieuwe Wet verplicht om in de franchiseovereenkomst 1) op te nemen op welke wijze de (eventueel) aanwezige goodwill wordt berekend en 2) te voorzien in een vergoeding van opgebouwde goodwill, voor zover die in redelijkheid aan de franchisenemer toe te rekenen is.
Het valt af te wachten hoe dit in de praktijk zal toegepast worden. De goodwill zal immers altijd (voor een groot deel) ook opgebouwd worden door de knowhow en het merk van de franchisegever. In de memorie van toelichting valt te lezen dat zo’n goodwill vergoeding echter enkel toepasselijk is bij een overname van de handelszaak door de franchisegever. Het gaat dus niet om een cliënteelvergoeding zoals we die kennen uit de Belgische wet op de alleenverkoopsconcessies.
De wet legt ook voorwaarden op voor post contractuele non-concurrentiebedingen. De voorwaarden zijn een loutere herhaling van wat al in het mededingingsrecht en het algemeen verbintenissen recht geldt. Het beding moet schriftelijk zijn en beperkt tot wat noodzakelijk is voor bescherming van de knowhow, concurrerende goederen of diensten, en mag niet langer lopen dan één jaar na afloop van de franchiseovereenkomst. Ook geografisch moet het beding beperkt zijn tot het gebied waarbinnen de franchisenemer de formule mocht hanteren. Dit laatste is merkelijk ruimer dan wat toegestaan is in Europese groepsvrijstelling verticale overeenkomsten, waar zo’n beding beperkt moet zijn tot de locatie van het gewezen franchise verkooppunt.
D. Instemmingsrecht bij wijzigingen
Indien de franchisegever de overeenkomst kan wijzigen maar dit een invloed heeft op de investering van de franchisenemer, zijn financiële verplichtingen of zijn omzet, dient hij wanneer deze financiële impact uitstijgt boven een tussen partijen bepaalde drempel, de voorafgaande instemming te bekomen van de meerderheid van de franchisenemers of van alle betrokken franchisenemers indien de wijziging niet het hele netwerk raakt.
De franchisegever stelt dus best een redelijke drempel in. Daarnaast wordt een franchise overlegorgaan bijna onoverkomelijk.
Wanneer?
De Franchisewet is uiteraard onmiddellijk van toepassing op overeenkomsten die worden gesloten na 1 januari 2021. Bestaande overeenkomsten moeten na een overgangstermijn van twee jaar (dus tegen 1 januari 2023) aangepast worden op bepaalde punten (voornamelijk de bepalingen over cliënteel en vergoeding bij overname, het post-contractuele non-concurrentiebeding en de regels i.v.m. eenzijdige wijzigingen van de voorwaarden van de samenwerking).
Conclusie:
De Wet Franchise zal vooral een impact hebben op de formaliteiten verbonden aan het ondernemen in franchise in Nederland. Waar de contractsvrijheid van partijen in beginsel voorop stond, moeten franchiseovereenkomsten per 1 januari 2021 voldoen aan diverse dwingende bepalingen. Voor Belgische franchisegevers is alvast het geven van voldoende informatie al goed ingeburgerd.